Wanneer beleggen, wanneer sparen
Iedereen die wat spaargeld op de bank heeft, krijgt vroeg of
laat met de vraag te maken of je nu beter kunt sparen of beleggen. Deze vraag
is soms heel gemakkelijk, soms heel lastig te beantwoorden.
We beginnen met het gemakkelijke antwoord: Betreft het geld
dat u ergens voor nodig denkt te hebben, bijvoorbeeld een huis, een auto of
andere grote uitgave, ga dan altijd sparen. De effectenmarkt lijkt hier wel een
(veel) hoger rendement te bieden, maar deze markt slingert fors. En het zou
toch wel erg pijnlijk zijn als deze markt net op een dieptepunt zit op het
moment dat u uw geld nodig heeft. En er onvoldoende beschikbaar is. Dit risico
is vrij fors aanwezig, onderschat dit absoluut niet.
Ga niet in op verhalen, dat u met het hogere rendement op
aandelen eerder uw aankoop kunt doen. Dat is alleen waar in de situatie dat de
koersen in een stijgende lijn zitten. En dat komt maar af en toe voor een
langere periode voor.
Een spaarprodukt dat veel mensen over het hoofd zien is het
termijndeposito. Hierbij zet u op een speciale rekening uw geld voor een
periode vast. Bijvoorbeeld 3 maanden. De rente is relatief hoog, en de rente
komt al vrij snel weer vrij en kan herbelegd worden.
Maar wanneer is beleggen dan wel interessant ? Bijvoorbeeld
op het moment dat u echt geld over hebt. U hebt een huis, de hypotheek is te
betalen, de auto behoeft in geen jaren vernieuwd, de kinderen krijgen niet met
hoge studielasten te maken. Nu is het risico te overzien. Ook al zakt uw
kapitaal in slechte beurstijden terug, op de lange duur zal het rendement toch
hoger zijn. Blijft het risico dat u op een slecht moment instapt.
Niemand kan u garanderen dat u dat niet doet. Maar u kunt
dat risico heel gemakkelijk een stuk kleiner maken. Neem voor uzelf een
instaptermijn in gedachten, bijvoorbeeld 25 maanden. Deel uw kapitaal door 25,
en beleg daarvan 1 deel in aandelen. De overige 24 delen rest zet u in
termijndeposito’s, maar zodanig dat er elke maand 1/24e deel van uw
geld vrij komt. Het geld dat vrij komt belegt u, eventueel met de vrijgekomen
rente van de deposito’s in aandelen.
Zolang u minder dan 12 verschillende aandelen hebt, neemt u
steeds een andere. En liefst een aandeel wat flink afwijkt van de aandelen die
u al hebt. Neem totaal verschillende bedrijven. Een bank, een kruidenier, een
chemiebedrijf, een luchtvaartmaatschappij, een voedingsbedrijf, een
telecombedrijf en dergelijke. Dit heet
spreiding over sectoren.
Als u na een jaar 12 verschillende aandelen hebt, gaat u bij
elk aandeel bijkopen. Na twee jaar beschikt u over een goed gespreide
portefeuille. Het instaprisico is vrijwel volledig verdwenen.
Bedenk dat banken en verzekeraars leven van provisie, en dus belang hebben bij uw handelen. Bedenk dat vrienden en kennissen vooral over hun successen zullen vertellen. De missers vergeten ze zelf ook liefst zo snel mogelijk.
Rendement
Er zijn een paar vuistregels met betrekking tot het te behalen rendement.
1. Hoe meer geld u uit kunt zetten, hoe hoger uw rendement zal zijn.
2. Hoe langer u het geld uit kunt zetten zonder het risico te lopen dat u het terug dient te krijgen, hoe hoger rendement u mag verwachten.
3. Hoe meer risico u bereid bent om te accepteren, hoe beter het is.